FWK Coumou 1911 - 1945
U bevind zich hier: Sander Coumou > Stamboom > Coumou > Geschiedenis > FWK Coumou 1911 - 1945
Mijn moeder schreef een artikel over het eerste deel van het leven van haar vader. hieronder vind je het artikel
FWK Coumou 1911 - 1945
En
Bijlage 1 De zoektocht naar kliniek Ockenburgh
Bijlage 2 De zoektocht naar Pardubitz
Bijlage 3 Stamboom Coumou en Den Ouden
Ine Coumou
April 2014
Karel (Frederik Willem Karel) Coumou Deel 1 1911-1945
Mijn vader, Karel Coumou was al rond 1940 bezig met onze stamboom. Hij ging naar archieven en sprak andere Coumou’s en verwanten. Dit heb ik, samen met mijn zoon voortgezet. Maar een stamboom is pas echt leuk als je verhalen hebt rond je voorouders. Zoals die van Dingeman Coumou die mee moest met Napoleon rond 1813, brieven naar huis schreef (die bewaard zijn gebleven) en in Leipzig overleed. (Zie het verhaal van Dingeman )
Het leven van mijn vader intrigeerde mij. Opgroeien tijdens de crisis, de scheiding van zijn ouders, 2 wereldoorlogen, te werk gesteld in Duitsland, en getrouwd met een Amsterdamse. Veel was onduidelijk en moest ik afleiden uit brieven en foto’s. En langzaam maar zeker kwam ik steeds meer te weten en werd het verhaal duidelijk.
Dit verhaal gaat vooral over hem. Het eerste gedeelte, tot 1945, is vooral gebaseerd op gehoorde verhalen, archiefstukken en foto’s. Het tweede deel van 1945 tot zijn overlijden, heb ik voor een groot deel zelf meegemaakt. Ik ben geboren in 1953. Daardoor heeft dat gedeelte ook voor mij een andere dimensie; het is deels gebaseerd op mijn herinneringen en daardoor misschien gekleurd door mijn subjectieve waarneming. Maar zo herinner ik mijn vader.
Ine Coumou
Het ouderlijk gezin
De ouders van Karel waren Jozias Coumou en Helena Zee. Jozias en Helena kregen 4 kinderen:
Pietertje (Nel), geboren op 19 juli 1902;
Wilhelmina (Mien), geboren op 29 november 1903;
Johan (Jan), geboren op 12 april 1906 en
Frederik Willem Karel (Karel) geboren op 2 mei 1911.
Jozias was handelaar en winkelier. Volgens een zus van zijn vrouw was hij met Helena Zee getrouwd omdat hij zich interesseerde voor haar winkeltje in manufacturen (Halsstraat). Volgens zijn dochter Mien was haar vader Jozias zelf voor het huwelijk marskramer en trok met zijn broer door het land. (Informatie van Lenie Coumou, dochter van hun zoon Jan)
(zie voor genealogische gegevens bijlage 3 en deze site)
De oudste zus, van Karel, Nel trouwt op 2 mei 1929 met Leendert Mundhenke en zijn broer Jan trouwt op 27 november 1943 met Let Hemmes.
Nel en Leendert beginnen een tabakszaak en gaan wonen in Doetinchem en broer Jan komt als administrateur op kantoor van een bank in Rotterdam. Mien wordt kraamzuster en zal nooit trouwen (over haar gaat het trieste verhaal dat haar verloofde haar voor de bruiloft voor een ander verliet). Later wordt ze chef van de afdeling lingerie bij de Bijenkorf. Ze heeft haar hele leven bij haar moeder gewoond en voor haar moeder gezorgd tot deze overleed.
Mien, Jan, Karel en Nel
Jozias Coumou handelde in huizen en was eigenaar van minstens 1 manufacturen zaak, “de Breierij”. Oorspronkelijk de winkel van zijn vrouw Helena Zee.
Zijn jonge jaren.
Karel was dus de jongste uit een gezin met 4 kinderen. Geboren op 2 mei 1911 groeide hij op tijdens de eerste crisisjaren en 1e en 2e wereldoorlog.
In 1923 ging hij naar de openbare ULO in Rotterdam, waar hij hoge cijfers haalde o.a. voor gedrag en vlijt. Op 1 februari 1926 werd hij aangenomen als jongste bediende bij de Handels maatschappij van Hendrik van der Vijver. Hij behaalde zijn diploma machineschrijven in 1925 en een zwemdiploma in 1931.
Op 1 maart 1927 wordt hij jongste bediende bij de N.V. Koninklijke Steendrukkerij v.h. Corns-Immis en Zoon.
In 1930 wordt hij opgeroepen voor de dienstplicht en later vrijgesteld in verband met broeder dienst.
Van 1929 tot eind 1930 werkt hij als bediende bij de NV Handelsmaatschappij van Roosendaal en Co. Hij wordt ontslagen wegens onvoldoende werk. Van januari 1931 tot 1 juni 1934 is hij employé bij de makelaars in oliën en vetten M. Themans en Co. Ook hier werd hij wegens tijdsomstandigheden ontslagen.
Vervolgens werkt hij als assistent boekhouder bij de Spanjers Handelsmaatschappij. Hier wordt hij op eigen verzoek op 31 maart 1939 ontslagen en begint een eigen zaak. Maar daarover later.
Vakanties
Dat de familie bemiddeld was, is te zien aan hun vakanties. Al in 1930 gingen ze naar Duitsland, Stolzenfels, Niederwald, in 1931 naar Kreuzberg en in 1932 naar Brunnen Pension In der Bitzin in Zwitserland.
In Kreuzberg is Karel waarschijnlijk gevallen, op een foto zit zijn neus in het verband. Als kinderen kennen we hem alleen met een licht kromme neus.
1931 Kreuzberg Zwarte Woud, met Mien en moeder Coumou-Zee aan het Ahrdal
In 1933 maakt hij met zijn broer Jan een trektocht op de fiets door Nederland. Van 17 juni tot 30 juni 1934 gaat de familie opnieuw naar Zwitserland; naar het Edenhotel Rugenparkstrasse A. Bürgi-Rutishauser. Ik heb een foto van hem in Zwitserland met plusfours, alpinopet en een fototoestel in de hand. Dit toestel zou later mijn eerste fototoestel worden. Het lijkt mij voor die tijd best bijzonder dat een familie naar Zwitserland op vakantie ging.
In een stuk van mijn broer Joop over de familie staat over de financiën van de familie het volgende.
De familie (Jozias) had waarschijnlijk door zwarte handel in de eerste wereld oorlog geld verdiend. Jozias bezat een aantal panden in Rotterdam. Na zijn overlijden kwamen deze in bezit van de erven Coumou (zijn vrouw en de kinderen). Een enkel pand en in ieder geval de manufacturenwinkel was wel al in de 19e eeuw in het bezit van Helena Zee, zijn (toekomstige) vrouw.
Jozias koopt in ieder geval een pand in Rotterdam in 1909 en verkoopt dit in 1917 en koopt dan een ander pand, benedenhuis met 2 bovenwoningen.
Op 25 oktober 1961, na het overlijden van moeder Helena Zee wordt een maatschap opgericht waarin de kinderen deelnamen. Er waren toen 6 huizen met een totale waarde van 172.000 gulden.
Sociale leven
Naast wandelen met de familie werd ook in groepsverband gewandeld, waarschijnlijk via de Lutherse Jeugd Organisatie.
Hij ging bij familie en vrienden op bezoek en hield van een spelletje. Volgens mij hield mijn vader van gezelligheid en mensen om zich heen.
Op feesten en partijen werden vaak toneelstukjes opgevoerd. Mijn vader speelde Doris Day, hij playbackte bij een langspeelplaat die op een gegeven moment vast liep en hij aldoor hetzelfde moest zingen. Later heb ik hem zien oefenen voor de spiegel. Een favoriet typetje van mijn vader Tante Betje. Dat was iemand die anekdotes over het bruidspaar vertelde.
Alias Tante Betje Alias Doris Day
Scheiding ouders en opname in kliniek Ockenburgh
Op 3 maart 1934 zijn de ouders van Karel officieel gescheiden. Volgens mijn broer Joop is Jozias door zijn vrouw Helena Zee en hun dochter Mien het huis uit gezet. Karels zussen en broer hebben geen goed woord voor hun vader over. Later hoorde ik dat hij verliefd zou zijn geworden op een hulp uit de winkel (Cor Kreft) en met haar is gaan samenwonen. In die tijd en op die leeftijd waarschijnlijk wel een schande voor de familie. Het heeft niet lang geduurd. Op 27 september 1937 overlijdt Jozias Coumou.
Mijn vader sprak heel positief over zijn vader, hij deed spannende dingen met hem, naar de kermis of de film.
Karel en zijn vader Jozias
In 1934 wordt Karel een paar maanden in de kliniek Ockenburgh te Bloemendaal opgenomen, vermoedelijk naar aanleiding van de scheiding van zijn ouders.
Wat was Ockenburgh voor kliniek? (Voor de zoektocht naar Ockenburgh zie bijlage 1)
Stichting Bloemendaal was een gesloten psychiatrische kliniek, opgericht in 1892. De eerste patiënten konden er alleen met een krankzinnigheidsverklaring worden opgenomen. Er werd bedrust toegepast omdat volgens toenmalig geneesheer-directeur dr. D. Schermers “alleen bij horizontale ligging de hersenen de nodige rust hebben en een gunstige werking van de bloedsomloop kan worden verwacht” . Omstreeks 1925 begon men in Duitsland met de actievere therapie en al gauw werd ook in Bloemendaal met arbeidstherapie begonnen.
En in 1916 werd overwogen om aan de stichting een open afdeling toe te voegen waar ook patiënten zonder een krankzinnigheidsverklaring konden worden opgenomen. Na een wetswijziging die dit mogelijk maakte werd in 1929 begonnen met de bouw van de kliniek ‘Ockenburgh’ en op 28 november 1930 vond de opening plaats. De kliniek bood plaats aan 100 patiënten en was meestal geheel bezet. In 1934 werd een sportterrein aangelegd en in 1935 een theeschenkerij in gebruik genomen. Hier werden naast bedverpleging patiënten ook behandeld met actievere therapie en slaapkuren.
Gezien de foto’s uit die tijd, heeft Karel beslist aan de actieve therapie deel genomen, misschien zelfs mee geholpen aan de aanleg van het sportterrein!
In 1933 heeft Karel zijn aanstaande vrouw leren kennen. En in een brief aan zijn vrouw op 2 maart 1959 schrijft Karel, n.a.v. zijn wake bij zijn stervende moeder: “Dat als ik met waken bij haar door zou gaan, dat ik dan overspannen wordt en ik weet zeker dat ze niet zou willen, dat dat gebeurd a la 1934.”
In ieder geval had mijn vader zich voorgenomen dat hij een scheiding zijn kinderen niet aan zou doen. Op 75 jarige leeftijd besloot hij als nog te scheiden en ging hiervoor tijdelijk bij zijn zoon Joop wonen. Hij had in principe een woning in Rotterdam geregeld en een advocaat in de arm genomen. Mijn moeder heeft dit nooit geweten. Onder andere omdat spoedig bleek dat mijn vader darmkanker had en nog slechts 2 maanden te leven had. Hij is in Tilburg overleden en begraven.
Trouwen
Karel was lid van een wandelvereniging. En in dat kader ontmoette hij zijn toekomstige vrouw, Lies den Ouden. Ook Lies was bij een wandelclub van de Lutherse Jongere Organisatie (LJO). Beiden waren Evangelisch Luthers. In 1935 gaan Karel en Lies waarschijnlijk voor het eerst samen met Pinksteren naar Arcen. Op 1 september 1935 verloven zij zich.
Lies woonde in Amsterdam (eerst Olympiaweg, later in Amstelveen aan de Bos en Vaartlaan 2). Ze kwam uit een gezin van de wat hogere middenklasse.
Haar vader Jan den Ouden was griffier bij de rechtbank. Haar moeder was Marie Schiernecker.
Mijn moeder zat op de ULO en de huishoudschool en kreeg daarna een baan als telefoniste (schakelen ging toen nog handmatig).Ze had een broer en 2 zussen. Joop, Rie en Nely.
Het huwelijk volgt op 20 november 1940.
Dat ze elkaar daar bij de wandelclub ontmoetten, lezen we in een lied wat door de familie geschreven is bij hun huwelijk op 20 november 1940.
Eigen zaak
Mijn indruk is dat de familie Coumou vond dat Karel veel banen had (12 banen 13 ongelukken) en dus zijn best niet deed en daarom de zussen en broer een winkel voor hem kochten. Echter in 1929 begon in Nederland de crisis, na de grote beurskrach in Amerika. In 1930 waren er 100.000 werklozen in Nederland, in 1936 was dat gegroeid naar 480.000. Er was gewoon te weinig werk. Dit is ook terug te vinden in de getuigschriften die Karel mee kreeg. Er wordt geschreven over zijn accuratesse en ijver en tevens wordt vermeld dat de tijdsomstandigheden het bedrijf noodzaakte werknemers te ontslaan. Dat Karel kort achter elkaar meerdere banen had, was dus aan gevolgen van de crisis te wijten. Zie ontslag brief pagina 3.
De familie van Karel had een winkel gekocht, Stadhoudersweg 102d te Rotterdam, en richtte deze in als herenmodezaak (kleine artikelen, geen kostuums, maar wel overhemden, ondergoed, dassen truien, hoeden e.d.)
Op 1 april 1939 wordt de herenmodezaak geopend.
Karel en Lies gingen daar wonen, het woongedeelte lag achter de winkel en de slaapkamers in de kelder, er was ook een kleine tuin. De relatie tussen Lies en haar schoonfamilie was niet zo goed. Wel woonden ze dicht bij elkaar, de familie Coumou woonden aan de Stadhoudersweg op nummer 94b! Haar zus Rie en zwager Jan woonden ook in de buurt aan de Nobelstraat.
De oorlog
Hoe hebben ze de oorlog doorgemaakt?
Het bombardement op Rotterdam trof vooral de binnenstad. De wijk waar Karel en Lies (in de wijk Blijdorp) woonden, lag daar buiten. Mijn ouders vertelden dat bij latere bombardementen ze op de trap naar de kelder gingen zitten. Deze kelder lag namelijk onder de stenen trap naar de appartementen erboven. En de ervaring was dat deze trappen meestal overeind bleven. Een aantal keren werd er door Duitsers en NSB-ers gedreigd de winkel te confisqueren, maar dit is nooit gebeurd.
We weten dat mijn moeder in de oorlog een miskraam kreeg, maar daar hebben ze zelf nooit over gepraat.
Het gewone leven ging zo goed als mogelijk door. Regelmatig moesten ze bonnen halen en op de fiets er op uit als ergens voordeel was te krijgen.
Waarschijnlijk vanwege de oorlogssituatie is mijn moeder in een zwartmantelpakje getrouwd. Volgens mij waren ze gelukkig met elkaar. Ook zullen ze veel steun hebben gehad aan de Lutherse gemeenschap, met name dominee Jaanus. (1937-1971 ds. Hendrik Johan Jaanus)
Op 20 augustus 1944 wordt mijn broer Johan Herman, roepnaam Joop, geboren. Een blijde gebeurtenis voor mijn ouders. Echter niet lang daarna wordt mijn vader gedwongen in Duitsland te werk gesteld.
10 en 11 november 1944 de razzia van Rotterdam
Mijn vader wordt te werk gesteld in Duitsland
Tijdens de dagen van de razzia wordt Rotterdam van de buitenwereld afgesneden, alle wegen naar buiten worden geblokkeerd. Ook wijken worden ten opzichte van elkaar afgesloten.
10 en 11 november vinden de razzia’s plaats. 50.000 mannen zijn geronseld, waarvan er 40.000 naar Duitsland zijn gezonden. De overige 10.000 moesten verdedigingswerken aanleggen van Amersfoort in zuidoostelijke richting, langs de Rijn tot de Duitse grens.
Ik weet niet of mijn vader is opgepakt of (zoals het bevel opdroeg) op straat is gaan staan. Door de grondige voorbereiding, de geheimhouding en de overrompelende wijze waarop de razzia werd uitgevoerd, kan verklaard worden waarom er zoveel mannen zijn weggevoerd. Verder werd er op straat geschoten en was dit ook aangekondigd in het ‘Bevel’. De mannen moesten met bagage op straat gaan staan en zouden gestraft worden als ze later in huis aangetroffen werden. Men vreesde voor het gehele gezin, er heerst een enorme angst.
In ieder geval werd mijn vader naar Duitsland vervoerd en tewerk gesteld in Staffelbach bij Bamberg om aan de spoorwegen te werken. De reis er naar toe moet vreselijk geweest zijn. Sommigen moesten eerst van Rotterdam naar Utrecht lopen om van daaruit in veewagons vervoerd te worden. Er wordt verteld dat sommige treinen dagen in Duitsland rondreden voordat men wist waar de mannen te werk gesteld konden worden.
Het enige wat mijn vader er later over schrijft:
3 april 1945 Staffelbach, BUA Lager
“Toen we de hele dag op het Nenijto-terrein stonden (tot ’s avonds ca. 10 uur) heb ik wel naar je uitgekeken, maar toch gehoopt dat je niet zou komen, want dat was verschrikkelijk, al die roepende en zoekende vrouwen en kinderen om het terrein, dat was erg. Ik hoop dat je het niet geprobeerd hebt want het was vruchteloos. Blij Mien en Zus nog even ’s middags gezien te hebben. We werden naar het D.P.(?) in goederen wagons met stro ”geladen” in elke wagon ca. 56 man. In ’t eerst ging het, maar na 2 dagen werd de toestand hopeloos. Stel je voor een hele dichte wagon, ook de deur op slot, slechts door kieren en een paar gaatjes die we zelf gemaakt hadden een ietsje licht met 56 man, met bagage, geen gelegenheid tot behoefte te doen tot we zelf het geluk hadden een gat in de grond te maken en daarop een emmer zonder bodem. Wij hadden de beroerdste wagon, anderen konden zelf de deur openen en dicht maken of hadden open luiken. Slapen konden we niet amper zitten.”
Hoe heeft mijn vader het in Staffelbach gehad? Na de oorlog werd er niet meer over gepraat, dus ik weet niets direct van hem. Wel is het een en ander te halen uit de paar ansichtkaarten die hij naar zijn vrouw stuurde.
Hij werkte bij de spoorwegen afdeling goederenverzending (Gend en Loosje spelen noemde hij het in 1 van zijn ansichten). Als hij ziek is, mag hij naar de dokter, 2 keer voor diarree en 2 keer voor een verstuikte voet. De bezoekjes aan de dokter worden gecombineerd met café bezoek en een wandeling. Ook doet hij dan boodschappen voor de jongens. Hij schrijft over de mooie bergen, waar hij niet echt van genieten kan omdat hij zijn gezin mist en bang is dat ze, in tegenstelling tot hij, niet voldoende te eten hebben. Hij heeft salaris ontvangen, 67,22 RM (Reichs Marken) netto en extra rantsoen, 1400 gram brood, 250 gram vlees, 60 gram spek en 40 gram margarine, wegens zware arbeid. Verder vind Karel dat hij enigszins vrijheid geniet, hij mag op zondagen naar de kerk. Wat wel een beperking is dat er geen brieven naar huis geschreven mogen worden.
In het gebied waar hij werkt gaat wel af en toe luchtalarm, maar er is nooit een bom gevallen.
Op een ansicht schrijft hij dat ze weer naar het lager kunnen omdat het van wandluizen is gezuiverd en is opgeknapt.(8 december 1944). Op 30 december schrijft hij dat hij niet in de stad slaapt maar in een dorpje een half uur reizen met de trein. De omgeving is ongeveer als het Ahrdal, erg mooi vooral met de sneeuw. De meeste ansichten eindigen met “ik bid zonder ophouden”, “God zegen jullie, niets kan ons scheiden”.
Maar in zijn eerste brieven/ansichten die hij vanuit bevrijd Nederland (Valkenburg en Tilburg) schrijft, komt ook de narigheid en eenzaamheid zijdelings naar voren:
“Je mag best weten dat ik wel eens in een wagon zat te grienen” En “Ik geloof niet dat de meeste mensen beseffen wat een ellende die Moffen ons buitenlanders hebben aangedaan. Maar dit kan ik wel zeggen dat ik met alle ellende toch nog heb geboft.”
Zover bekend heeft mijn vader 17 ansichten verstuurd, bijna alle aan Lies en een enkele aan zijn schoonouders en eigen familie. 15 januari 1945 ontvangt Lies voor het eerste een kaart van Karel d.d. 25 november 1944, Karel had toen al 5 kaarten verstuurd. De kaarten doen er tussen de anderhalve à drie maanden over om aan te komen. Vader ontvangt in deze periode geen enkel bericht uit Nederland.
Op de voorgedrukte ansichten stond een standaard tekst “Der Füher kennt nur Kampf, Arbeit und Sorge. Wir wollen ihm den Teil abnehmen, den wir ihm abnehmen können”: Op de kaart van 20 januari 1945 (de 17e kaart) heeft Karel eronder geschreven: “lastig die rijmpjes op een kaart!”
Mijn moeder heeft vanaf dat mijn vader weg was een dagboek bijgehouden. Ook zijn er enkele brieven bewaard gebleven die zij naar haar ouders en zusje Nely in Amstelveen en haar broer en schoonzus (de Jopen) in Amsterdam schreef.
In een van die brieven aan de Jopen (gedateerd 4 januari 1944) schreef ze:
“Gisteren (dus 3 januari) sprak een dame (Melaerts) mij aan, Karel zit bij haar man in ’t zelfde Lager, in een doorgesmokkelde brief had ze een lijst namen ontvangen. ’t Is het Lager Staffelbach, Bamberg. Een plaatsje plusminus (onleesbaar) Noord West boven Neurenberg, geen bombardementen, prachtig tussen besneeuwde bergen, extra ondergoed, werkkleding, klompen, goed eten, gemoedelijke bevolking, goede stemming onderling, wat geld, 1 cigaret per dag, 1 dag in de 14 dagen vrij, dan gaan ze de bergen in en ’s middags eventueel naar de bioscoop. Het was een brief d.d. 19 december, dus 14 dagen geleden.”
Dit was de eerste keer dat moeder bericht kreeg over vader. Moeder is gelijk naar ‘kantoor’ (waarschijnlijk Gewestelijk Arbeidsbureau) gegaan om dit door te geven. Op 11 januari kwam de directeur de heer Fokkema (toen directeur Gewestelijk Arbeidsbureau – heeft dagboek geschreven over deze periode, niet openbaar; zie ook oproep) persoonlijk vertellen dat de papieren in orde waren en verzonden (voor een zogenaamde ausweis) (Ze had al in november contact gehad met de heer Fokkema, deze had toen slechts 3 personeelsleden kunnen traceren). De stukken waren verstuurd met de dienstpost met stempels van de rijkscommissaris, en 3 keer verstuurd / met het oog op zoek raken.
Later bleek dat deze stukken waarschijnlijk zijn aangekomen in Staffelbach/Bamberg op het moment dat vader weg was uit Staffelbach, in die periode zat hij in Pardubitz, Tsjecho-Slowakije.
Pardubitz
Het schijnt dat de Duitsers probeerden mannen te ronselen voor militaire dienst. Zo werden mannen uit Zuid Duitsland op transport gesteld naar Pardubitz in Tsjecho-Slowakije. Ze moesten hier een opleiding volgen in het bedienen van luchtafweergeschut. Velen weigerden. Na verloop van tijd werden ze weer teruggevoerd naar Zuid Duitsland.
Op 24 februari 1945 ontvangt mijn moeder een heel kort briefje:
“Pardubitz 13-2-’45,
Liefste,
Op 1-2 ’45 plotseling overgeplaatst naar Pardubitz. We zijn nu hier met 16 man van Staffelbach, de rest is achtergebleven in Staffelbach. ‘k maak het goed, maak je over mij geen zorgen. Houd moed, zodra mogelijk schrijf ik uitgebreider, je lief Karel.”
En op 12 maart 1945 (ontvangen 17 april 1945) adres Flak Ersatz Abt 99, 6 Ausb. Batterie, Pardubitz, Protectoraat 11b:
“Daar we geen goede soldaten willen worden, worden we morgen van hier weer op transport gesteld naar ? (waarschijnlijk Nürnberg of Wurtzburg naar de Reichsbahn) We hebben onze werkkleding gisteren ingeleverd en lopen nu weer in civiel waarin we ons best voelen.” … “We zijn nu hier van 2 februari ’45 tot heden is 12 maart ’45 geweest.”.
Vanuit bevrijd Tilburg schrijft hij aan zijn vrouw in een brief d.d. 24 mei 1945, ,”ik wil je mondeling vertellen hoe ik in Dld. gekomen ben en hoe ik (schrik niet) bijna Flak-soldaat moest worden en 200 man hebben geweigerd.”
(Flak: Flugzeug Abwehr Kanone)
Over de zoektocht naar gegevens over Pardubitz en de belevenissen van mijn vader zie bijlage 2.
Hij was vanaf 22 maart tot 13 april 1945 weer terug in Staffelbach. Op 28 april 1945 is hij geregistreerd als Displaced Person (DP). Hiermee werden de ontheemden in Europa door de Geallieerde Autoriteiten geregistreerd.
Hieronder enkele stukken uit het dagboek van mijn moeder. Het verhaalt over het leven in Rotterdam tijdens de oorlog, zonder man en met een baby. Verder laat het zien hoe geprobeerd werd informatie over Karel te in te winnen.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Dagboek van mijn moeder – hongerwinter
Begin december ; “Woensdagochtend hadden we weer eens 'feest' in R'dam, de ruiten bij Papie en Mamie, waar Nel en Leendert op visite waren, gingen eruit. Zelf liep ik in de Middellandstr. Het was niet bepaald leuk. En zo zien we weer, dat je niet weet waar je veilig bent en dat alleen God ons kan behoeden en bewaren”.
12 december
Zaterdag (9 december) hebben ze me wat geleverd. Ik kreeg een Duitser aan de zaak, die zei dat de zaak plus woonhuis gevorderd werd door de S.D. Ik had het gevoel of ik een klap op mijn hoofd kreeg. Hij had 5 winkelhuizen nodig. Ik heb niet veel gezegd, over 20 minuten zou hij terug komen om te zeggen of het doorging. Hij moet gelukkig nog terug komen. Het schijnt een oplichter te zijn geweest, die hoopte dat je zou proberen hem om te kopen.
10 december.
“Van Jan hebben we nu het adres, hij zit in Drüttezieber Braunschweig. Let heeft nog niet van Jan zelf bericht. Wel komen er nu af en toe berichten binnen. Ik zit dus nu weer alle dagen naar de post uit te kijken. Morgen is het alweer een maand. En hoe lang zal het nog duren. Ik geloof dat ik nu weet wat heimwee is. Heb jij er ook last van? Jopie huilde vannacht half twee plotseling een poosje. Vanochtend bleek het dat hij tot zijn hals in de poep zat. 't Was werkelijk verschrikkelijk. Om 6 uur bij een lijnolie pitje het ergste schoongemaakt. en om 9 uur hem lekker gewassen en alles schoon aangedaan”.
14 december
Er worden veel bomen omgehakt. Het is allemaal armoede.
20 december
“Van Sprong is nu al drie keer bericht uit Neurenberg, de 2 zonen van v.d. Hoek zijn terug. Elke dag kijk is verlangend uit naar de post. Met de Kerstdagen zal er helaas wel geen bestelling zijn, dus niets om naar uit te kijken. Er is een peulvruchtenbon uit...(?) Algemene vreugde. 't Rantsoen brood is nu 1000 gr., aard. 1 kg. Zou het nog minder worden?”
24 december
“De vooravond van Kerstmis. Gisteren was Hansje jarig. De Jopen hebben het nu ook erg moeilijk; geen licht, geen gas, bijna geen boter en wat te eten?
Ik heb nu van twee kanten gehoord, van v.d. Hoek en Sprong, dat ze je gezien en gesproken hebben in Neurenberg.
Toen ik deze week bij de dokter was voor Jopie, gaf hij me n.b. een zenuwdrank, dat heeft me weer even wakker geschud”.
25 december
”Moeder en Zus gingen op weg naar Let, maar kwamen haar en Leny en haar ouders onderweg tegen, zodat de hele familie op 94 was toen ik thuiskwam. Vroeger hield ik al niet van visites en nu, zonder jou, vind ik het helemaal een verschrikking. Ik heb vanavond in een paar Kerstboodschappen zitten bladeren en er een paar gedichtjes uit voor gelezen, 't is moeilijk om in je eentje wat sfeer te scheppen als niemand erop in gaat”.
27 december
“Het is buiten even tegenstrijdig als binnen in mij. Prachtig zonnig weer, heldere maannachten, mensen in lompen en met hongerige gezichten, mensen aan de deur voor brood, 't vooruitzicht van misschien bevroren aardappelen en groente, geen kolen, ga zo maar door en vanmiddag in het Vroezepark, vrolijke jongelui aan 't schaatsen rijden alsof er geen oorlog is”.
3 januari 1945
“Lieveling, mijn beste, allerbeste wensen voor dit jaar. Eindelijk schrijf ik dan weer eens. Zo omstreeks oudejaar ontbrak mij de moed en wat gebeurd er oudjaar tegen de avond? Komen Rie en Jan samen uit Amsterdam op 1 fiets, Rie achterop. Wat een prestatie he, me even opzoeken! Helaas moesten we om 6 uur binnen zijn en was er geen tijd om met Jopie naar de overkant te verhuizen, ik moest trouwens nog warm eten. 't Was gek Rie en jan op oudjaar in de stad en toch niet wij bij elkaar. Gelukkig hoefden ze niet de volgende dag terug en zo verhuisde ik op nieuwjaarsdag naar de Nobelstraat (= woonadres Jan en Rie)”.
11 januari.
“Vandaag is het twee maanden geleden. En wie komt er bij me? Dhr. Fokkema. De papieren zijn in orde. Volgens zijn zeggen waren de Duitsers keihard, maar 't is gelukt”.
15 januari ontvangt moeder de eerste brief van vader gedateerd 25 november.
26 januari.
Vanmorgen heb ik een rondje gemaakt, eerst Beursgebouw voor een bon (3 flessen) spiritus, toen naar Nutricia voor kindermeel en toen naar je kantoor. Alle drie had ik succes. Er gaat wel veel tijd in die boodschappen zitten. Er komt helaas steeds sneeuw bij 't dooit overdag een beetje in de zon, maar 't vriest steeds weer op. Het is te hopen dat het niet te lang duurt. Het broodrantsoen wordt a.s. week ook weer gehalveerd, we hebben dan nog maar 500 gram per week, we zullen er niet dikker op worden.
27 januari.
Ik ben nog steeds verkouden. Hoe maak jij het? Is het gezond waar jij bent? Of zwerf je al ergens onderweg. Er komen er nog geregeld terug. Ik hoop dat je niet te veel te lijden hebt, noch van de honger, noch van de kou of iets anders. Het is hier wel niet erg prettig, maar 't is gelukkig al bijna febr. en er moet toch eens verbetering in de toestand komen. Ik heb je nog niet eens verteld, dat ik dinsdag toch nog kaarten heb kunnen halen voor de centrale keuken, en zo heb ik sinds woensdag 3 porties van een halve liter, dat eten we nu 's avonds i.p.v. brood. Er hoeft tenminste niet apart voor gekookt te worden, alleen opwarmen. ' t Menu: wo. erwtensoep, do., vrijd., zat. 'grijze' soep en morgen?
31 januari
Toos en Klaas hebben een soort vergiftiging (misschien tulpenbollen).
4 februari.
Jan is terug. Vanmiddag kwam Hr.... het vertellen. Vanochtend 7.30 uur kwam hij thuis. O, wanneer kom jij nu toch, ik had er zo op gerekend, dat jij eerder zou zijn!
24 februari
Och liefste, nu ben je nog verder weg en hoe zal je het daar hebben. Ik kreeg vanmiddag je briefje d.d. 13 febr. uit Pardubitz (Tsjecho-Slowakije), gelukkig was je 11 dagen geleden nog gezond, maar de papieren hebben je niet bereikt. Moet ik nu alle hoop op spoedig weerzien opgegeven?
27 februari.
O, liefste lieveling, ik heb zoveel naars gehoord. Zou het waar zijn? Wat zal je het dan moeilijk hebben. Kan ik je toch maar helpen. Ik ben helemaal in de put en wil er met niemand over praten. Heb je het erg slecht. O, ik weet niet meer wat ik denken moet. O, God helpe ons.
28 februari.
Mien is nog eens met Schoone gaan praten. Hoe heb je het nu? Is het een soort strafkamp? Gelukkig mag je wel schrijven. Tenminste Schoone beweerde al een kaart van je ontvangen te hebben in Staffelbach. Hij vertelde ook dat de papieren aangekomen waren een paar dagen nadat je weggevoerd was, maar ze zouden proberen ze na te zenden. Is het opnieuw een kans?
18 maart
We hebben weer eens een rommelige dag. Vanochtend toen ik Jopie hielp is er vlak achter de Noorderhavenkade een V neergekomen, 6 panden weg en de hele buurt schade. Bij ons is er niets gebeurd, bij Moeder een grote ruit, een zijraam en het keukenraam, bij Rie en Jan een keuken en 2 slaapkamerramen. Het was een hele schrik.
23 maart.
Vanmiddag kwam hr. Vrijdag(?) vertellen dat je waarschijnlijk in Waigolshausen zit. Ik hoop het zo, dat is toch altijd beter dan het andere. Ik heb weer verschillende brieven geschreven, die een dezer dagen over verschillende kanten verzonden worden. Het vertrek is op maandag gesteld. Ik rommel in huis rond, verlang er naar om naar Vader en Moeder te gaan en tegelijk zie ik er tegen op al ons 'eigen' achter te laten. Liefste lieveling, ik mis je zo, wanneer zullen we weer eindelijk samen zijn.
27 maart.
Gisteren 7.30 uur zijn we vertrokken , een auto met generator, antraciet eerst kon hij niet op dreef komen, in Delft stonden we plotseling voor een opgeblazen brug of stuk weg, een eindje omgereden, wat verder controle door de Duitsers, om 9.00 uur reden we door Rijswijk en om over elfen in Hillegom bleef de auto staan, pech, volgens de chauffeur een reparatie van een dag. Jan had op 5 minuten afstand familie wonen, daar ben ik op de divan en Jopie in de wieg van Rie en Jan gaan slapen. Het was een heldere maannacht, ik voelde me wel een zwerver. Ik zag een bom: Schiphol 21 K.H.(?) Ik ga verder lopen, dan kom ik zeker vandaag thuis. Liefste, zwerven we nu allebei? God helpe en behoede ons.
Het was vandaag prachtig weer, echt zomers, voor 9 uur gingen Joop en ik op stap dwars door Holland. Het voorjaar de zon, alle groei en bloei stemt me weemoedig zo zonder jou, ook het terugvinden van de polders, er wordt geëgd en geploegd, gezaaid, wanneer zullen we weer samen van de ruimte het buiten zijn, genieten? Jopie was erg lief en heeft de hele dag heerlijk in de zon gereden, veel geslapen, 'ergens' heb ik hem zijn geweekte boterham gevoerd. Ik hoopte nog voor het sluiten van het distributiekantoor in Amstelveen te komen, maar 't was helaas alleen 's ochtends geopend, wel moe kwam ik om 3 uur thuis.
8 april.
Lieveling 10 jaar geleden kreeg ik je eerste brief. Zou ik gauw iets van je horen? O, als ik maar wist dat je niets ergs overkomen is. en dat je niet te lijden hebt, hoe lang nog.
17 april.
O liefste ik ben zo blij. Vanmiddag heb ik je eerste brief ontvangen. Wat een heerlijkheid weer iets door jezelf geschreven en nu weet ik zeker dat je weer naar Beieren bent gegaan. Mien heeft van Helden gesproken. Je bent dus goed aangekomen. Ben je nu al aan de andere kant van het front? Ik denk het wel. O, kom toch gauw weer naar ons toe. O, wanneer zal ik je grote handen weer kunnen grijpen, je lieve hoofd tussen mijn handen kunnen nemen en je weer iets laten vergeten van alle ellende die je meegemaakt hebt en je laten meegenieten van ons Lieveke. De hele familie was opgelucht. Ik had helemaal geen hoop meer, dat ik nog iets van je horen zou. Ter ere van het goede bericht heb ik pannekoeken en flensjes gebakken.
2 mei.
Liefste, lieveling, m'n eigen man, ik wens je alles goeds, wat valt er verder nog te zeggen? Vanochtend heb ik een brief aan je verstuurd voor als je eerder thuis mocht komen dan ik. De laatste dagen speelt hier plaatselijk de radio. J. Vincent zong onder andere 't Tolwegslied (?). Vandaag voor het eerst vredelievende bommenwerpers! Am. vliegtuigen met voedselpakketten, hier neer gelaten op Schiphol.
10 mei.
Het zijn gedenkwaardige dagen, 5 jaar geleden waren we ook gescheiden, maar gelukkig niet voor zo lang. En nu is het Hemelvaartsdag. Moeten we werkelijk alle feestdagen gescheiden beleven? Nu voor iedereen de grootste zorg voorbij is, voel ik me nog meer alleen.
22 mei
Vandaag kregen we een rodekruisbericht van Tante Ad en Oom Jo, nu weet ik dus zeker dat je in Valkenburg bent.
Laatste dagboek notities:
1 juni.
Lieveling, de grenzen zijn open. Je kunt weg. Maar nu mis je vast die auto, 't spijt me zo. Je was dan zo heerlijk vlug bij me geweest en wie weet wat een nare reis je krijgt. Ik schijn niets voor je te mogen doen. Alles wat ik probeer mislukt en jij weet niet eens dat ik m'n best doe, gisteren kreeg ik weer een brief terug die iemand voor me in de bus zou doen voor die sportvlieger. Tot nader order was dat gestaakt en ik hoopte n.b. zo, dat je hem nog voor de Zondag zou krijgen. Nu ligt hij hier, want je bent vast al weg uit Tb. Waar zit je nu lieve stakkerd? Ik hoop toch zo dat het je nu eindelijk meeloopt!
2 juni.
Ik ben weer te optimistisch geweest.
Brief van Karel ontvangen 4 juni;
verstuurd 5 mei 1945
Repatriëring Ignatius College Valkenburg,.
Karel was in Valkenburg in quarantaine geplaatst.
Terugkeer
Over de periode vlak voor de bevrijding door de Amerikanen schrijft Karel op 3 april 1945:
“de primula’s en viooltjes bloeien. De veldleeuwerik stijgt en zingt in de hoogte, ’t is ook hier Gods vredige natuur, hoewel het vreeselijke front nabij is en steeds naderbij komt. De volksturm van dit dorp is opgeroepen en zijn er 11 soldaten aangekomen om het dorp te verdedigen. Eerste paasdag kwamen de Tief vliegers weer en gooiden bommen op de spoorweg emplacementen in deze buurt. Gelukkig geen zware bommen en niet op Staffelbach…..O God als we elkaar maar weer terug mogen zien op dat ik alle ellende bij je uit kan huilen en praten.
Ik ben nu alweer bijna 2 weken in mijn oude lager en werk nu in dit dan in dat dorpje, d.w.z. ik werk eigenlijk niet. Ik moet bij een groep van ca. 40 Russen onder bewaking van 2 gemoedelijke oude soldaten de wacht houden en signaal geven als er een trein aankomt…
Trouwens ik ben pas 3 van de 10 dagen bij die groep geweest, de andere dagen bleef ik gewoon in het lager, daar het weer me niet aanstond, of omdat ik geen zin had. Tot nu toe gaat me dat makkelijk af…..”.
De laatste 2 weken verbleef Karel bij een Duitse boer.
Karel en de zijnen werden op 13 april door de Amerikanen bevrijd en op 23 april op transport gesteld naar Frankfurt, op 25 april naar Mainz op 27 april naar Godinne in België via Frankrijk en Luxemburg. En kwam op 1 mei in Maastricht, Quarantaine kamp Ambachtsschool en op 3 mei in Valkenburg, repatriëring Ignatius College.
In Valkenburg kan hij eerst eten en daarna logeren bij familie Luderus aan de Nieuwe Weg tot ongeveer 22 mei.
Rond 4 mei stuurt hij de familie Drost (Suze en Koos) in Tilburg een kaart met de vraag of hij bij hen kan logeren. Hij was welkom en hij verblijft daar tot ongeveer 7 juni (datum terugkeer in Amstelveen).
Er komt een tijd van wachten en kaarten en brieven schrijven aan elkaar, en niet weten wanneer ze elkaar weer zullen zien.
23 mei Tilburg bij de fam. Drost-Vaarties. Briefkaart van Mien bij Suze gelezen en weet nu voor het eerst dat jullie nog leven. Goddank!
23 mei Tilburg 3 (nr. 1 en 2 zijn naar R’dam) Zojuist ontving ik een kaart van Tante Ad dat ze van Pa een brief had ontvangen waarin stond dat jullie sinds begin april in Amstelveen zijn….
24 mei Tilburg 5 (ontvangen 28 mei) Ik heb nu mijn distributie bescheiden en heb met de repatriëring niets meer te maken. Als nu Zuid Holland maar voor verkeer opengesteld wordt dan kan ik naar je toe komen, want het duurt me veel te lang.
25 mei 6 (ontvangen 30 mei) Ik verlang zo naar enig bericht van jouw persoonlijk. Sinds 11-11-44 heb ik tot op heden nog niets van jullie persoonlijk gehoord.
29 mei Tilburg, (ontvangen 4 juni) Je zult net als ik ook wel eens een traantje gelaten hebben, ik heb wel eens in een wagon, tussen mijn werk door, uit zitten grienen. Bah wat voelde ik me toen soms ellendig van verlangen naar jullie.
1 juni Tilburg Eindelijk heb ik dan je 2 briefkaarten van 26 en 28 mei ontvangen. Ik kom je in elk geval halen.
Door de radio is ons meegedeeld dat vandaag met transport naar Noord en Zuid Holland via Nijmegen en Amersfoort naar A’dam en R’dam is begonnen, meer dan 2000 man per dag. Morgen ga ik voor informatie naar Eindhoven en logeer dan dit weekend bij Corrie, oudste dochter van Suze. Maandag ben ik weer terug in Tilburg.
2, 3 juni brief Lies schrijft:
De brief van 30 mei kreeg ik terug, het vliegtuig neemt geen post meer mee. Dezelfde avond het bericht ; reisverbod opgeheven. De volgende avond reisvergunning nodig, een idioot verwarrend stukje, zodat je niet meer weet wie wel en wie niet mag reizen, hoe en waar je het aan moet vragen.
Nu heb ik van de B.S. een verklaring van politieke betrouwbaarheid voor je gekregen dat schijnt in ieder geval nodig te zijn.
Ingesloten deze en de vorige brief, verklaring B.S. en een doosje cigaretten, dan heb je wat voor onderweg.
Op 5 juni schrijft Mien Coumou een kaart aan Karel p.a. familie Drost te Tilburg. Daarin meldt ze dat Karel van plan is Lies in Amstelveen op te halen en dan naar Rotterdam te komen.
Ze schrijft ook: “De boot gaat dagelijks van Amsterdam naar Rotterdam. Als jullie naar hier komen schrijf dan even dan kom ik je halen met de fiets of is een handkar nodig? Wij staan voor niets we rijden b.v. op een herenfiets als de beste!”
Blijkbaar was er nog geen gewoon openbaar vervoer en kon die afstand het beste per boot afgelegd worden.
Karel 6 juni Tilburg “En dan te bedenken dat ik zaterdag al bij jullie had kunnen zijn. Het is om de haren uit je hoofd te trekken!!
Zaterdagmiddag was er een auto met militairen bij de fam. Drost in Tilburg geweest die Karel moest halen en daarna vrouw en kind. Suze wist niet waar de auto vandaan kwam of wie hem gestuurd heeft. Het meisje zegt dat ze van het Rode Kruis waren. Ze hebben beloofd dat ze vandaag of morgen terug zullen komen. Ze zullen wel geen papieren bij zich hebben, maar dat kan me niets schelen. Want om naar Zuid en Noord Holland en Utrecht te gaan heeft men een permis nodig. Bij Nijmegen en de Grebbelinie is er controle. Een permis krijg je hier niet los, voorlopig alleen politieke gevangenen.”
Op 8 juni stuurt Mien een kaart naar Amstelveen waarin ze Karel en Lies feliciteert met de terugkeer van Karel en nu weer bij elkander zijn.
22 juni 1945 brief van Suze en Ko Drost te Tilburg aan Karel en Lies. “Tot onze grote vreugde ontvingen we gisteren je brief met bericht van behouden komst in eigen huis met vrouw en kind.…
“Je hebt me anders wel een reis gehad met die 2 heeren in het blauw in de cabine. Ze deden tot jou schade te veel aan ‘love’ en dat is niet goed te praten met een wagen aardappels en menschen.”
Zover ik weet heeft Jan Kieft een huisje in Schoorl georganiseerd en is de hele familie Den Ouden/Coumou later in het jaar op vakantie geweest.
Bijlage 1 Zoektocht naar informatie kliniek Ockenburgh
Als kinderen wisten we dat mijn vader voor de oorlog in een kliniek in de buurt van Den Haag opgenomen was geweest. Wanneer, waar en waarom wisten we niet.
Via mijn broer kreeg ik oude foto boeken uit de nalatenschap van de zus van mijn vader Wilhelmina (Mien) Coumou.
Daar bleken foto’s in te zitten met als onderschrift “Kliniek Ockenburgh” en het jaartal 1934.
Dit was het enige aanknopingspunt dat ik had. Gelukkig kan tegenwoordig veel via internet.
Zo kwam ik via Google op de website www.landgoed-Ockenburgh.net.
Hierin stond dat het landgoed Ockenburgh rond 1650 was aangelegd en in 1916 door erfgenamen te koop werd aangeboden. Uiteindelijk wordt het landgoed in gedeelten verkocht, Ockenrode het deel aan de Monsterseweg kwam in handen van de Stichting Bloemendaal die hier later een inrichting opende.
Verder wordt over de periode 1930-1940 gewag gemaakt van diverse activiteiten op het landgoed. Van bijeenkomsten van een muziek- pluimvee en voetbalvereniging tot het aanleggen van een autorenbaan en demonstraties met zweefvliegtuigen. Niets meer over de kliniek.
Na verder zoeken blijkt het Loosduins Museum een tentoonstelling te organiseren met als titel "Het landgoed Ockenburgh door de jaren heen". Op de website wordt niet geschreven over de kliniek, dus schrijf ik het museum aan. In hun antwoord zeggen ze geen kliniek Ockenburgh te kennen. Ze vermoeden dat dit Ockenrode moet zijn en verwijzen me de kliniek psychiatrisch ziekenhuis PsyQ. Welke echter kliniek Parnassia is, een onderdeel van psychiatrisch ziekenhuis Bloemendaal. In een volgende mail zeggen ze dat er nooit een kliniek heeft gestaan.
Vol houden geeft uitkomst. Ik vind via internet de volgende titel:
“75 jaar "Bloemendaal": gedenkboek, uitgegeven door het bestuur met medewerking van de staf van het ziekenhuis : 1892 – 1967, Auteur J. Donner, Uitgever Lakerveld, 1967, 112 pagina's. Het enige exemplaar dat ik kan vinden bevind zich in de bibliotheek te Middelburg!
Geen nood, er was toch nog verder onderzoek in Middelburg nodig (de Coumou’s komen tenslotte uit Zierikzee) en dat kon mooi gecombineerd worden. En daar in de bibliotheek vind ik in dit gedenkboek de geschiedenis van Ockenburgh – geïllustreerd met o.a. een foto van de opening van de kliniek op 20 april 1931 door de koningin-moeder Emma. (voor de deur waar ook mijn vader gefotografeerd is).
Ook het Loosduins Museum is nu overtuigd. Ach vergissen is menselijk: ik kwam er pas heel laat achter dat op 1 van de foto’s van mijn vader ook een huisnummer stond!
De geschiedenis van Ockenburgh is op zich al heel interessant, een stukje hiervan staat op pagina 4.
Bijlage 2 De zoektocht naar informatie over Pardubitz
In het dagboek van mijn moeder vinden we een aantekening op 24 februari:
“Och liefste, nu ben je nog verder weg en hoe zal je het daar hebben. Ik kreeg vanmiddag je briefje d.d. 13 febr. uit Pardubitz (Tsjecho-Slowakije), gelukkig was je 11 dagen geleden nog gezond, maar de papieren hebben je niet bereikt. Moet ik nu alle hoop op spoedig weerzien opgegeven?” (zie ook pagina 14)
Dat was het enige wat we als kinderen tot voor kort wisten. Thuis werd er nooit over gepraat.
Wat was er in Pardubitz? Het was oorspronkelijk (en heden ten dage weer ) een Tsjechische stad Pardubice, door Hitler geannexeerd.
In de Duitse archieven vind ik onder Pardubitz “arbeitseinziehungslager” (arbeiders onderwijskamp), gestapo gevangenis en interneringskamp. Verder geen informatie.
Misschien weet het NIOD meer. De heer Berkhout van het NIOD antwoord:
“Mij (de heer Berkhout) staan slechts summiere gegevens ter beschikking aangaande het kamp Pardubitz in Bohemen (Tsjecho-Slowakije). Dit was een zogenaamd Arbeitserziehungslager (AEL), doorgaans strafkampen voor arbeiders die zich in de ogen van de Duitsers op een of andere wijze hadden misdragen (denk bijvoorbeeld aan werkweigeraars). In maart 1944 werd dit kamp in gebruik genomen, tot aan het einde van de oorlog. Het AEL bevond zich in een gebouw van het ‘Zwangsarbeitshauses’ in Pardubitz. Helaas wordt niet vermeld wat voor werkzaamheden werden verricht, maar aangezien het een echte industriestad betrof zal uw vader ongetwijfeld werkzaam zijn geweest in één van de fabrieken”.
Dwangarbeiders moesten zich tijdens de oorlog verplicht aansluiten bij een Duits ziekenfonds, de zogeheten Krankenkasse. Het Rode Kruis heeft de beschikking over deze ‘krankenkasse’. Misschien kan ik via hen meer informatie krijgen.
Mijn vader naar een strafkamp? Ergens lijkt dit onwaarschijnlijk – maar ja het was oorlog.
Van het Rode Kruis ontvangen we de volgende informatie.
De heer Coumou was werkzaam bij de Bahnmeisterei van Staffelbach bij Bamberg van 22 maart tot 13 april 1945.
Ook tot 18 december 1944 was hij ook in geschreven in die gemeente.
Op 28 april 1945 is hij geregistreerd als Displaced Person (DP). Hiermee werden de ontheemden in Europa door de Geallieerde Autoriteiten geregistreerd.
Het Rode Kruis stuurt me door naar het International Tracing Service (ITS), zij beheren de archieven van de Krankenkasse. Van hen krijg ik wel nieuwe informatie. Onder ander een lijst met Nederlanders in Staffelbach. Maar over Pardubitz weten ze niet meer en verwijzen mij naar de site die ik zelf al gevonden had.
Ook hier geldt, de aanhouder wint! Bij verder zoeken op internet vind ik, opnieuw in een boek, uitgegeven door de NIOD (!) iets meer informatie.
“De razzia van Rotterdam 10-11 november 1944” door B.A. Sijes, 1951. Gepubliceerd in Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap, Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie, Monografieën nr. 4. Hierin staat het volgende:
“Het schijnt dat de Duitsers probeerden mannen te ronselen voor militaire dienst. Zo werden mannen uit Zuid Duitsland op transport gesteld naar Pardubitz in Tsjecho-Slowakije. Ze moesten hier een opleiding volgen in het bedienen van luchtafweergeschut. Velen weigerden. Na verloop van tijd werden ze weer teruggevoerd naar Zuid Duitsland”.
Dit lijkt beter te kloppen dan dat mijn vader in een strafkamp heeft gezeten.
Tot zover de informatie die ik rond september 2013 van allerlei instanties verzameld had.
Maar dan! Februari –maart 2014 komen er via familie, 2 schoenendozen met brieven en documenten tevoorschijn.
Ansichten van mijn vader uit Staffelbach, brief en ansichtkaart uit Pardubitz, vreemdelingen paspoort, brieven van mijn moeder, quarantainekaarten en de brieven van mijn moeder en vader die ze elkaar schreven vanaf april 1945 tot 7 juni 1945!!! Een schat aan informatie.
Bevestigd wordt de reden waarom Karel in Pardubitz zat (zie pagina 12). In zijn brief gedateerd 31 mei staat daar o.a. verder over te lezen:
“Op ca. 15 februari (de 16e in stilte herdacht (verjaardag Lies)) kwam het bericht dat er van verschillende Lagers een groep samengesteld zou worden, totaal 200 man, voor werkzaamheden in het Westen waarschijnlijk Holland…..
Hoe het zij, de gekste geruchten deden de ronde, de 1 zei het was een strafexpeditie wegens te weinig gepresteerd werk en te veel zieken, de ander zei de ongeschikten gaan terug.
Zo gingen we met 16 man 31 januari naar Nürnberg en vandaar naar ???? In elk geval niet west maar oostwaarts, Eger, Pilsen, Praag en Pardubitz, waar we de volgende dag 1 februari aankwamen.”
Via het ziekenhuis voor ontluizing naar de barakken van de kazernes. Er konden 14 man op 1 kamer, Karel kwam daardoor niet bij de anderen uit Staffelbach terecht maar bij vreemden (ook Hollanders). Met wie ze snel vriendschap sloten.
Een week hebben ze niets anders gedaan dan kaarten, dammen, eten en praten. Toen opgesteld, afgeteld, namen afgeroepen en later kwam het medisch onderzoek en….
“de uitdeling van ons militair costuum en een volledige militaire uitrusting. Wat ervoor in aanmerking kwam ‘versierd’ met het vervloekte hakenkruis en adelaar. Al heel vlug hadden de meesten deze ‘mooie’ kentekenen van hun uitrusting verwijderd. Hoe hebben we gedurfd en wat hebben we geboft dat de Commandant geen scherpere maatregelen getroffen heeft….Ik heb het na veel strijd en teneinde raad aangetrokken. Bah wat voelde ik me ellendig tegenover onze 13 makkers uit Staffelbach die het niet gedaan hebben. Ben ik laf geweest? Zeer zeker, maar met hoeveel vezels zat ik aan jou en Jopie vast, ik kon me niet van jullie scheiden, het was me toen te zwaar. Moge God het me vergeven dat ik toen niet geweigerd heb.
We moesten loopgraven maken, camouflage aanbrengen en tankversperringen maken. Misschien suste ik mijn geweten in slaap, maar dat hadden we in Hoek van Holland tenslotte ook gedaan, zij het dan niet in Duits uniform. Afgericht werden we niet, de groet brachten we niet, omdat ons dat nooit gezegd is en dat van ons ook niet verlangd werd. Hard werken hoefden we niet, we hadden hele politieke en nadere gesprekken met elkaar of onze oppassers (soms 1 soldaat soms 2 of meer wachtmeesters)….
De meeste soldaten waren front kneusies, van Afrika, Stalingrad, Oost en West front, dus een soort onderduik-kazerne…..
Zaterdag 10 maart werd ons op het kazerneplein door de Spies (Commandant) meegedeeld dat nu ook de tijd rijp was om ons als Flak soldaat op te leiden en moesten we een stuk ondertekenen waarin we Adolf H. trouw zweerden om ons leven in te zetten tegen het Bolsjewisme voor Europa. Hoe bestaat het. De hele groep van ca. 140 man heeft als 1 man geweigerd dat was een geweldig moment en een grote steun voor ons allen en een klap in het gezicht voor de Spies en consorte. Hoe dat allemaal in zijn werk is gegaan vertel ik je nog. ’t Zou een heel boekwerk worden….”
Het is schrijnend te lezen dat Karel – toen in bevrijd Zuid Nederland – niemand kon bereiken en pas in mei hoort dat vrouw en kind nog leven. Maar ook na 5 mei werken de posterijen niet en moesten brieven ‘meegegeven worden’, veel komt pas laat aan.
De meeste informatie is in bovenstaand verhaal verwerkt.
Bijlage 3 Gedeeltelijke stamboom familie Coumou en familie den Ouden
Familie Coumou
De ouders en grootouders van Karel
Ouders: Jozias Coumou,( zoon van Johan Coumou (timmerman 1865,) en Pietertje van Houten (zangeres 1874)), geboren te Rotterdam op 7-7-1874; overleden (63 jaar oud) te Rotterdam op 27-9-1937 en
Helena Zee (dochter van Frederik Willem Karel Zee (Vijlenkapper) en Wilhelmina Lodis) geboren te Rotterdam op 19-3-1868, overleden (92 jaar oud) te Rotterdam op 8-12-196
Getrouwd op (resp. 27 en 33 jaar oud) te Rotterdam op 26-9-1901.
De grootouders van Karel waren:
Johan Coumou (zoon van Adriaan Coumou (broodbakker) en Helena van de Kasteele ) geboren te Zierikzee op 10 5 1842, overleden (39 jaar oud) te Rotterdam op 1 4 1882 en
Pietertje van Houten (dochter van Gerrit Herfst en Francina van Houten) geboren te
Nieuwerkerk a/d IJssel op 4 12 1839 zangeres 1874, overleden (65 jaar oud) te Rotterdam 17 5 1905.
Getrouwd op (resp. 23 en 25 jaar oud) op 22 11 1865 te Rotterdam
Uit dit huwelijk 9 kinderen, allen geboren te Rotterdam
Waarom zij naar Rotterdam vertrokken, is niet bekend.
Kinderen van Jozias en Helena:
Pietertje (Nel), geboren te Rotterdam op 19 7 1902, overleden..;
Wilhelmina (Mien), geboren te Rotterdam op 29 11-1903, overleden (minstens 95 jaar oud) na 1999;
Johan (Jan), geboren te Rotterdam op 12 4 1906, overleden. (75 jaar oud) te Rotterdam op 12 8 1981;
Frederik Willem Karel (Karel) geboren te Rotterdam op 2 5 1911, overleden (72 jaar oud) te Tilburg op 13 7 1983.
Gedeelte stamboom familie den Ouden
Uit diverse koop- en verkoop aktes, eigendomsbewijzen en taxatierapporten in eigen bezit.
Uit ’75 jaar Bloemendaal gedenkboek door het bestuur met medewerking van de staf 1892-1967 J. Donner voorwoord, uitg. Lakerveld
“De razzia van Rotterdam 10-11 november 1944” door B.A. Sijes, 1951. Gepubliceerd in Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap, Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie, Monografieën nr. 4
Meer weten?
De oorsprong van de familienaam Coumou ligt in Zierikzee. Hier treft u de geschiedenis van Zierikzee.
De straatnamen van Zierikzee hebben vaak een verhaal. De begraafplaats te Zierikzee, ontstaan en in gebruikname.
Zierikzee bezit vele monumentale gebouwen, op deze pagina vind je beschrijvingen en foto's.
Een van de gemeentearchivarissen van Zierikzee was de heer P.D. de Vos, lees hier meer over hem.
Lees hier over Dingeman Coumou, die diende onder Napoleon. Het ijzingwekende verhaal van matroos Jan Coumou.
Lees hier meer over het eerste deel van het leven van FWK Coumou 1911-1945.
De familienaam Coumou, vindt deze naam zijn oorsprong in Frankrijk (Hugenoten) of Zeeland?
Hoe zit het met de Hugenoten?
Een molen genaamd Coumou?
Vragen/opmerking? mail mij!
|